Een poëtische uitputtingsslag of dan toch een circusspektakel met dichters als hoepelspringers? De meningen zullen verdeeld zijn over de vijfde Nacht van de Poëzie. Het opvallend jonge publiek bleef overwegend tam, ook toen er lichte provocatie in de lucht hing en een Franstalige dichter the full monty deed.
Poëzie van de avondstond tot het ochtendgloren, het is voor lieden met ijzeren zenuwen. Na twee uur leek de Vooruit wel een veredeld slaapfeestje
En provocaties,vraagt u? Die kwamen er nog diep na middernacht, zonder veel rimpelingen te verwekken
“In de braafheid moet stoutheid zitten en in de stoutheid humor. Is dat niet gelukt, dan beschouw ik de Vijfde Nacht van de Poëzie als mislukt”, zo stelde bezieler Guido Lauwaert vooraf. En presentator Stijn Meuris legde er ook de pees op: “Het moet hier even straf zijn als de voorbije vier keer, of anders: iedereen billenkoek.”
De lat lag hoog voor de eenmalige wederopstanding van de Nacht van de Poëzie, waar chaos en provocatie destijds zo welig tierden. Maar The Times They’ Are a-Changin’, besefte curator Michaël Vandebril. De geest mocht natuurlijk uit de fles, organisatorisch moest de Nacht van de Poëzie een geoliede bolide zijn.
De Gentse Vooruit was zaterdagavond opgestookt tot een serre chaude, “een warme broeikas vol vreemde planten, dieren en dichters”, verwijzend naar de poëziebundel van de Gentse Nobel-prijswinnaar Maurice Maeterlinck. Toch ontbrak de broeierigheid. De concertzaal liep met zo’n 1.500 toeschouwers weliswaar aardig vol én Guido Lauwaert glunderde. Maar de gezapigheid domineerde bij het opvallend jonge publiek, met veel tere, angelieke meisjes die de dichters beaat in de ogen keken. En de neven-programma’s – zoals de zolderinterviews met Jelle van Riet – hingen er als losse eindjes bij.
Ramsey Nasr, Nederlandse Dichter des Vaderlands, zette om kwart na acht de rollercoaster in beweging. Nasr, niet vies van wijdlopige, barokke poëzie, hield zichzelf noodgedwongen aan de teugel. Want elke dichter kreeg tien minuten spreektijd toegemeten, waarna klankberoving volgde. Met zijn nieuwe volkslied voor het Nederlandse kabinet (‘Feestlied voor vaderland en schoften’) ging Nasr de politieke toer op, gevolgd door de benjamin van de hele Nacht: de zelfzekere 23-jarige Maarten Inghels, podiumvast lezend uit zijn pas verschenen bundel Waakzaam.
Spel van contrasten
Meteen bleek dat de Nacht van de Poëzie mikte op een behendig spel met felle contrasten. Na Inghels schuifelde ouderdomsdeken Adriaan de Roover (87) het podium op. Hij plofte in een stoel en bleef minutenlang voor zich uit turen, vergeefs wachtend op de autocue. Wippend op zijn voet, stak hij dan toch van wal. “Ik dicht zoals een haan een ei legt”, alludeerde hij op Nijhoff. De Roover bracht een cyclus van grote klassieke schoonheid uit Enkelvoudig blauw.
Als een brulboei barstte vervolgens Andy Fierens los, performer pur sang: “Dit gedicht draag ik op aan mezelf, Andy. Statistisch gezien ben ik oké.” Fierens was de eerste die het publiek in vervoering bracht. En nadat de Gentse burgemeester Termont even “om Gent had gedicht”, ging het tempo de hoogte in. De organisatie gooide enkele pretendenten op de Parnassus op een kluitje: Menno Wigman, Joost Zwagerman, Jules Deelder, Benno Barnard, Dirk van Bastelaere en Gerrit Komrij roerden de snavels; voor twaalf uur was de fine fleur van de laaglandse poëzie grotendeels de revue gepasseerd.
Een zware stiel
Dichters die na middernacht hun ding moesten doen, keken backstage een beetje sip: de literaire pikorde is onverbiddelijk. In deze eregalerij viel het amper op dat drie kleppers verstek gaven: Leonard Nolens moest stomdronken terug naar Antwerpen gevoerd, Remco Campert was ziek en Antwerps stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen kampt met hartklachten. Ja, de dichterij, het is een zware stiel.
Op de Rotterdamse nachtburgemeester Jules Deelder had de tijd geen vat. De 65-jarige Deelder, scherp in het zwarte pak én met vlinderzonnebril, bracht waar voor zijn geld: mitrailleurspoëzie op een bedje van muziek van The Androids. Helemaal loos ging de Gentse stadslegende Johan Joos. Ingeduffeld met muts en sjaal krijste hij de ziel uit het lijf, tot gehoorschade dreigde. Een act die de geest van de ouderwetse Poëzienachten recht deed.
Wat je niet kon zeggen van de holle frasen van die andere Gentse outcast Coenraad de Waele. Met AA Gent-sjaal om de nek bakte hij er weinig van. De intimistische noot bespeelde multitalent Lies van Gasse. Zij kreeg de zaal stil met haar muzikaal omlijste live tekenkunst, gedrapeerd omheen haar gedichten. En ook andere dames als Vrouwkje Tuinman, Saskia de Jong en Tsjitske Janssen zorgden voor lichte magie. De tussenkomsten van Herr Seele en Marc Reynebeau, als Statler en Waldorf van de Muppet Show op het balkon, verstoorden die alleen maar.
En provocaties, vraagt u? Die kwamen er nog diep na middernacht, zonder veel rimpelingen te verwekken. Met de rug naar het publiek gaf Jan Bucqoy zich over aan een masturbatiegedicht met bijbehorende trekbewegingen. Toen hij zich naar het publiek keerde, spoot de straal van een blikje spuitwater op de voorste gelederen. De Franstalige anarcho-hippie Théophile de Giraud predikte lekker ouderwets de vrije liefde en ontdeed zich plotsklaps van zijn kleren. Naakt ging hij onverstoorbaar verder met zijn hedonistisch betoog. Naakt als provocatie? Helaas, hopeloos sixties.
Poëzie van de avondstond tot het ochtendgloren, het is voor lieden met ijzeren zenuwen. Na twee uur leek de Vooruit wel een veredeld slaapfeestje, met veel toeschouwers die half tukkend naar de voorbijtrekkende dichters tuurden. De gangen liepen snel leeg. Delphine Lecompte dichtte: “We verlaten het bos. Het regent katten en honden.” Of dit ‘circusspektakel voor intellectuelen’ voor herhaling vatbaar is? “We zullen zien. Als de tijd rijp is”, antwoordt Michael Vandebril cryptisch.
http://www.demorgen.be